Essays

index of sculptures 1988 to 2023



Essays


Ron van der Ende during the felling of the trees for SASH, December 2020.
Photo: Mila van der Ende


SASH – Sandra Smets about the work of Ron van der Ende (Dutch)

Door Sandra Smets


Steden kunnen op verschillende manieren gedefinieerd worden, maar één ervan is dat een stad een plek van beloftes is. Het heeft een dusdanige concentratie van leven en bedrijvigheid, dat in theorie iedereen er zijn dromen waar zou kunnen maken. Dat zie je aan het straatbeeld. Gevels die zich trots met elkaar meten, bouwstijlen die worden gesloopt ten gunste van modernere inzichten. Maar tegenover die droom staat een weerbarstige realiteit van getemperde verwachtingen en tegenvallende uitzichten. Over triomf, groots dromen en moeilijke uitzichten gaat het kunstwerk Sash van Ron van der Ende, een vensterraam dat uitkijkt op een bakstenen muur, waar je je ideale vergezicht dan maar moet dromen. Een ambitieus kunstwerk is het bovendien, zeventien meter hoog op de kale zijwand van een appartementengebouw waar het zelfs wat bovenuit steekt, zo bewijzend dat je beperkingen kunt ontstijgen.

Het werk van de Rotterdamse beeldhouwer Ron van der Ende gaat al langer over mogelijkheden en onmogelijkheden. Zijn tentoonstelling The Factory Set in de Kunsthal in 2014 was een parade van beloftevolle objecten – auto’s, schepen, elektronica, architectuur – die hij assembleert uit sloophout, waarmee ze meteen bij oplevering al versleten zijn. Daar mag je nostalgie in zien; het zijn immers de symbolen van de modernistische wedloop die onze samenleving voortstuwt. Maar ook laat het zien hoe Van der Ende in zijn minutieus gemaakte basreliëfs tegenstrijdige ideeën van tijd verwerkt. Alsof hij ze de ziel schenkt die pas bij het ouder worden op iemands buitenkant zichtbaar wordt. Ook dat is voelbaar in steden zoals Rotterdam, waar stedelingen tijdens het ouder worden telkens maar de stad zien vernieuwen en jonger worden

Zonder verleden geen heden
Sash, Engels voor schuifraam, is daarbij een symbool voor een tijd die heeft moeten wijken voor nieuwere ingrepen. Dat tijdvakken daarbij kunnen botsen en wringen, is te zien op de kop van de Voorschoterlaan. Daar in het oude dorpse Kralingen heeft de aanleg van de grootsteedse metro tot boven de grond littekens getrokken die zichtbaar blijven, net als de navolgende stadsvernieuwing. In dit rommelige deel van de Voorschoterlaan valt vooral die ene flat uit de jaren tachtig op, met een kale zijwand die liefdeloosheid uitstraalt. Dat vond ook Van der Ende, toen hij werd gevraagd om er een ontwerp voor te maken door een lokaal bewonersinitiatief, de trekkers achter deze kunstopdracht. De wand afdekken vond hij geen optie: dan vestig je er juist meer aandacht op. Liever kwam hij met het voorstel voor een open structuur, een type ambachtelijk raam uit vroeger tijden. Het onomatopee Sash echoot hoe deze ramen vernuftig via wieltjes en een katrolfunctie open schuiven.

Door dit mechaniek is dit raam toch geen fremdkörper tussen de zoveel technischer uitziende thema’s van Van der Ende, die met een constructiebril op de naar de wereld lijkt te kijken. Hoewel dit zijn eerste werk in de openbare ruimte is, kennen veel stedelingen zijn basreliëfs. Bezoekers aan het Erasmus MC passeren er bij de hoofdentree zijn enorme opengewerkte kubus, publiek van Worm kent er zijn reusachtige cassettebandjes die herinneren aan het maakplezier van eigen bandjes en eigen muziek, aan het actief deelnemen aan je eigen culturele scene, waarmee hij bovendien een retrogevoel geeft aan de alternatieve programmering van dit muziekpodium. Zonder verleden geen heden.

Zodoende zit er een tegenstrijdig of dubbel tijdsbesef in zijn basreliëfs, hedendaagse trompe l’oeils zonder putti maar met symbolen van de economische welvaart, de godenhemels van onze tijd. Deze geeft hij diepte-effecten door verdwijnpunten buiten de voorstellingen, waardoor ze hoogreliëfs lijken die zonder houvast rondzweven in het luchtledige. Zo ook Sash, waar het hyperrealisme helpt om het waarachtig te maken: een in hout getimmerde fata morgana van mythische proporties, in vorm en schaal verwijzend naar de triomfboog. Maar wie triomfeert hier?

Het verleden misschien, de kunst, de dromers, zij die uitzichten vinden waar anderen muren zien. In alle gevallen brengt het een hommage aan constructies en ambacht, zoals hij ook doet met zijn tandraderen, auto’s en ruimtecapsules, wat hij ook zelf met ambachtelijke precisie verbeeldt – een Droste-effect in technische zin. Zo vallen materiaal en verbeelding samen.

De belofte van verbetering
Maar waar Van der Ende doorgaans met sloophout werkt, was dat voor de openbare ruimte geen praktische optie. In plaats daarvan vroeg hij kaplijsten op van bomen in de wijk die toch moeten verdwijnen. Zo ging hij op zoek naar duurzaam en karaktervol hout, waarvan de nerven zullen meewerken in het ontwerp. Hiervoor maakte hij uiterst gedetailleerde constructietekeningen, geholpen door het feit dat hij de zoon van een aannemer is. Zijn vroegste jeugdherinneringen heeft hij aan de houtopslag en werkplaatsen van de timmerfabriek waar zijn vader bedrijfsleider was en waar zijn moeder schoonmaakte toen hij nog niet op de kleuterschool zat. Ook daar doet het houten venster hem aan denken – veel autobiografischer dan dit zal het nuchter uitziende werk van Van der Ende niet worden.

Maar intussen is het dus niet alles nuchterheid wat erin besloten zit. Het gaat om een liefde voor materiaal en constructies, om de belofte van verbetering die in moderne objecten en architectuur besloten zit, en om hoe die haaks staat op het gebruik ervan. Ver verwijderd van de glanzende beeldtaal van brochures zijn Van der Endes interpretaties eerder een antiwedloop van vernieuwing.

Dat alles maakt dit kunstwerk een combinatie van belofte en onmogelijkheid, en een wonderlijk surrealistische verschijning bovendien. Deels komt dat door de technische constructie. Het reliëf hangt aan de muur via een onzichtbare stalen drager, waardoor een optische illusie ontstaat. Vooral wanneer je het werk vanaf de Oude Dijk nadert, zal lijken alsof een reusachtig schuifraam voor de gevel langs zweeft, de straat in. Dat effect ontstaat doordat de drager van het raam een wig vormt met de gevelwand van de flat, die namelijk iets schuin tegenover de rooilijn staat. De gevel staat scheef, maar het raam recht, met in de sponningen diepe perspectivische vertekeningen – ergo, een fata morgana, een fantoom uit het verleden. Als om te zeggen: dit is geen decoratie, het is een autonoom beeld, dat zich niet laat beperken door de afmetingen van een muur of stad of wat dan ook, maar puur en alleen door wat de verbeelding voorschrijft.



Kunsthistoricus en journalist Sandra Smets schreef dit essay over Ron van der Ende in opdracht van CBK Rotterdam ter gelegenheid van zijn eerste kunstwerk in de openbare ruimte, op initiatief van buurtbewoners.






THE WOOD THE MEAT IS MADE OF – Ernest van der Kwast

Amidst ten thousand pieces of wood, I see the sculptor, Ron van der Ende, working on a bas-relief. He reminds me of a monk, bent over his work, almost fused with it. He sometimes works on a wooden sculpture for months at a time. ‘Meticulous’ is the word that comes to mind – but it’s too arid. It masks the pleasure. He also reminds me of the American writer, James Salter, who called himself a frotteur – ‘someone who likes to rub words in his hand, to turn them around and feel them, to wonder if that really is the best word possible’. That is how Ron van der Ende turns old wood into art. He looks at a piece of wood, measures, saws and files it, until it has precisely the right dimensions and form.

The wood can come from anywhere. Ron van der Ende is a fanatic collector, as well as being an artist. There are bins containing pieces of wood sorted by colour: red, white, dark green and different shades of grey. There are planks, beams and flooring in other places. “Friends ring me up if they see a skip full of wood,” explains Ron. “Then I go and see if the colour is good. I don’t like that dirty, light yellow you often get, but I like blue a lot.” He once bought two hundred and fifty antique doors from Franeker which had to be delivered by lorry. “Those doors are in practically all my work,” says Ron. The same applies for the solid floor and walls from a farm in Pijnacker.

The wood has to have character, the paint mustn’t shine, “Or I might as well paint it myself,” says the sculptor. He saws the wood into planks three millimetres thick, the veneer with which the frotteur starts work. He holds it in his hands, looks at it, feels it. He always has splinters in his fingers. Ron van der Ende doesn’t free his art from a block, he builds it up. The relief is the foundation on which he lays a mosaic of innumerable pieces of wood. Perspective is used to create a fascinating trompe-l’oeil, to create cars, hulls of ships, space capsules, the rear of a pianola or a rib-eye. He is working at the moment on one of Jupiter’s moons using a NASA photo. Oceans flow under a crust of ice that covers the moon, a hundred kilometres thick. The unbelievably cold and lonely surface has already been partially laid. The sculptor uses a lot of white and grey. It is his 107th bas-relief.

He made his first flat work 15 years ago – a 1965 Chevrolet Chevelle. A series of wrecks of old American cars followed – a Dodge Charger, a Pontiac Bonneville and a crashed Toyota Corolla. Ron regularly gets asked to make a Porsche 911, but he refuses. “Then you’re just being employed as a craftsman,” he explains. “I’m a sculptor who tries to make real works of art.” His work doesn’t have to be regarded as art to be appreciated though. “Laypeople have to be able to understand it and find it beautiful.” His rib-eye from 2010 is hanging on the wall of the Genarro restaurant on Amsterdam Avenue in New York. He says that with some pride, but his modesty disappears entirely when he talks about the wood the meat is made of. Wood from a red floor, which carpet had been stuck to with tape. “There was a structure, a beautiful pattern,” he explains. He also talks lovingly about the veneers in his hands, “This piece might be a hundred or even two hundred years old.”

He sticks it on the moon. He uses wood glue, and nails from Vietnam which he buys at his local DIY store. They are one and a half millimetres thick, sixteen millimetres long and have lattice-pattern nail heads. “Without the nails, it’s too much of a picture. Now you can see that it has been made by someone.”

A sculptor, a monk, a frotteur. Ron explains how it can get so cold in his studio in the winter that the wood glue doesn’t work. He then has to use rabbit skin glue, which he has to keep warm in a pan. He carries on working on his sculptures even if it’s minus seven. He has already sacrificed a fingertip to a saw.

His grandfather was a carpenter and his father worked in a wood mill where his mother was a cleaner. They took Ron with them. He was three-years old. His earliest memories are of machines, dust and the smell of wood, exactly the same thing he smells when he opens his studio door in the morning. He is now a man who works on the moon made out of a farm in Pijnacker and doors from Franeker, and perhaps a piece of childhood, a boy’s dreams.


Ernest van der Kwast (1981) is a programme maker and writer. His breakthrough as a writer came in 2010 when his novel Mama Tandoori became a bestseller in the Netherlands and Italy. His latest novel, The Ice-Cream Makers (2015) will be published this summer in English by Scribe. In his talk show, Rotterdam Late Night, the author dedicates an ode to a special person every month. In December 2015, it was the artist Ron van der Ende’s honour.



HET HOUT WAAR HET VLEES VAN GEMAAKT IS; (Dutch)
Talkshow Rotterdam Late Night brengt in tijden van corona dagelijks een ode aan een Rotterdammer. Vandaag leest kunstenaar Florentijn Hofman de ode aan beeldhouwer Ron van der Ende. Bekijk alle ode’s op http://www.odeaanrotterdam.nl



KETEL TV: PORTRETTEKETêTE – RON VAN DER ENDE

Visit: https://www.youtube.com/watch?v=LM9g4P8DSC8
Ron van der Ende in his (unheated) studio in Rotterdam 01-2010